Hadith Sahih Muslim (299/182)

Overgeleverd van Abu Hurairah (RA) is dat mensen aan de Boodschapper van Allah (VZMH) vroegen:

‘O Boodschapper van Allah(VZMH) zullen wij onze Heer zien op de Opstandingsdag?’ Hij (VZMH) antwoordde “Hebben jullie problemen met [het zien van] de maan in een vollemaannacht?” Zij zeiden: ‘Nee, O Boodschapper van Allah (VZMH). Hij (VZMH) zei: “Hebben jullie problemen met [het zien van] de zon als het onbewolkt is?” Zij zeiden: ‘Nee.’ Hij (VZMH) zei: “Jullie zullen Hem [Allah] op dezelfde wijze zien. Allah zal de mensen op de Opstandingsdag verzamelen en Hij zal zeggen: “Wie de gewoonte had om iets [of iemand] te aanbidden, moet dat nu volgen.” Wie de gewoonte had om de zon te aanbidden, zal de zon volgen. Wie de gewoonte had om de maan te aanbidden zal de maan volgen. Wie de gewoonte had om de Tawaaghiet te aanbidden, zal de Tawaaghiet volgen. Uiteindelijk blijft deze ummah [natie] over met ertussen haar hypocrieten. Vervolgens komt Allah tot hen in een andere gedaante dan Zijn gedaante die zij kennen en Hij zal zeggen: “Ik ben jullie Heer.” Zij zullen antwoorden: ‘Wij zoeken bescherming bij Allah tegen jou, wij zullen op deze plek blijven totdat onze Heer tot ons komt. Als onze Heer komt, dan zullen wij Hem kennen.’ Vervolgens komt Allah tot hen in Zijn gedaante die zij kennen en Hij zal zeggen: “Ik ben jullie heer.” Zij zullen antwoorden: ‘U bent onze Heer.’ Hierop zullen zij Hem volgend. As-Siraat* zal worden gelegd over het midden van de hel. Ik [zegt de Profeet (VZMH) en mijn ummah zullen de eersten zijn die oversteken. Niemand zal op die dag spreken, behalve de boodschappers. De aanroeping van de boodschappers op die Dag zal zijn: ‘O Allah, red ons, red ons.’ In de hel bevinden zich haken net als de doorns van as-sa’daan. “Hebben jullie [de doorns van] as-sa’daan gezien?” Zij antwoordden: ‘Ja, O Boodschapper van Allah (VZMH).’ Hij (VZMH) zei: “Zij zijn net als de doorns van as-sa’daan. Niemand weet echter hoe groot zij [de haken] zijn, behalve Allah. Zij [de haken] rukken de mensen weg al naargelang hun daden. Sommigen van hen worden vernietigd (vanwege hun daden). Anderen worden bestraft [voor hun zonden], maar worden [uiteindelijk] wel gered. Allah rondt vervolgens de rechtspraak tussen de dienaren af en laat met Zijn Genade wie Hij wil van de dienaren de hel verlaten. Hij beveelt de engelen om iedereen die geen enkele deelgenoot aan Allah toekende – voor wie Hij genadig wil zijn – eruit te halen, van wie La Ilaaha Illallaah [er is geen ware God behalve Allah] zegt. Zij [de engelen] herkennen hen aan de sporen van sudjuud [knieling]. Het gehele menselijke lichaam wordt opgegeten door het vuur, behalve de sporen van sudjuud. Allah heeft het vuur namelijk verboden om de sporen van sudjuud op te eten. Zij zullen [tot op het bot] verbrand het vuur verlaten. Het Water van het Leven wordt over hen heen gegoten en zij zullen groeien net zoals een zaadje groeit in de oever van een vloedgolf. Vervolgens rondt Allah de rechtspraak tussen de dienaren af. Uiteindelijk blijft er één man over, die met zijn gezicht richting het vuur staat. Hij is de laatste bewoner van het paradijs die het paradijs zal betreden. Hij zal zeggen: ‘O mijn Heer, wend mijn gezicht af van de hel. Haar geur heeft mij vergiftigd en haar vlammen hebben mij verbrand.’ Hij [Allah] zal zeggen: “Zul je om iets anders vragen als Ik dat voor jou doe?” Hij zal antwoorden: ‘Nee, ik zal U niets anders vragen.’ Hij zal Allah wat hij wil aan beloften en afspraken geven. Vervolgens zal Allah zijn gezicht afwenden van de hel. Als hij dan met zijn gezicht richting het paradijs staat en het ziet, zal hij zwijgen voor een periode die Allah wil. Vervolgens zal hij zeggen: ‘O mijn Heer, laat U mij naar voren gaan tot de poort van het paradijs.’ Allah zal dan tegen hem zeggen: “Heb je geen beloftes en afspraken gemaakt om Mij niets anders te vragen dan Ik je heb gegeven? Wee jij! O zoon van Adam, wat ben je toch een bedrieger!” Hij zal antwoorden: ‘O mijn Heer!’ Terwijl hij Allah aanroept [en smeekt]. Uiteindelijk zal Hij tegen hem zeggen: “Als Ik je dit geef, zul je dan om niets anders vragen?” Hij zal antwoorden: ‘Nee, bij Uw Glorie.’ Hij zal zijn Heer wat hij wil aan beloften en afspraken geven. Vervolgens zal Hij hem dan tot de poort van het paradijs laten naderen. Als hij bij haar poort staat, zal zij vóór hem geopende worden en zal hij zien wat het bevat aan goedheid en vreugde. Hij zal dan zwijgen voor een periode die Allah wil. Vervolgens zal hij zeggen: ‘O mijn Heer, laat U mij het paradijs betreden.’ Allah zal tegen hem zeggen: “Heb je geen beloftes en afspraken gemaakt om niets anders te vragen dan je hebt gekregen? Wee jij! O zoon van Adam, wat ben je toch een bedrieger!” Hij zal dan: ‘O mijn Heer, laat U mij niet de meest ongelukkige van Uw dienaren zijn.’ Hij zal net zo lang doorgaan met het aanroepen [en smeken] van Allah, totdat Allah om hem zal lachen. Als Allah uiteindelijk om hem lacht, zal Hij tegen hem zeggen: “Betreed het paradijs.” Als hij het betreedt, zal Allah tegen hem zeggen: “Wens [wat je wilt].” Hij zal zijn Heer [om dingen] vragen en hij zal wensen. Allah zal hem er zelfs aan herinneren om zus en zo te wensen. Als al zijn wensen zijn opgeraakt, zal Allah zeggen: “Dit alles zal jou toekomen en het gelijke ervan eraan toegevoegd.” ‘Ataa Ibn Yazied en Abu Sa’ied Al-Khudrie vertellen waar Abu Hurairah bij was [toen hij deze overlevering vertelde]. Hij verwierp niets van wat hij vertelde, totdat Abu Hurairah vertelde dat Allah tegen die man zei: “Dit alles zal jou toekomen en het gelijke ervan eraan toegevoegd.” Abu Sa’ied zei toen: “… en het tienvoudige ervan eraan toegevoegd.” O Abu Hurairah!’ Abu Hurairah antwoordde: ‘Ik herinner mij niets anders dan zijn uitspraak: “Dit alles zal jou toekomen en het gelijke ervan eraan toegevoegd.” Abu Sa’ied zei: ‘Ik getuig dat ik van de Boodschapper van Allah (VZMH) heb onthouden dat hij heeft gezegd: “Dit alles zal jou toekomen en het tienvoudige ervan eraan toegevoegd.” Abu Hurairah heeft ook gezegd: ‘Die man is de laatste van de paradijsbewoners die het paradijs zal betreden.’

*Siraat betekent oorspronkelijk een weg. Het wordt echter ook gebruikt voor de brug die wordt gelegd over de hel voor de mensen om over te steken op de Dag van de Berechting. Het wordt omschreven als scherper dan een zwaard en dunnen dan een haar.