Heilige profeet Muhammad (salallahu alayhi wa salam)

God’s bewijs op aarde::

Allah verklaart [soerah 33:56]:

Voorwaar! Allah (subhanahu wa ta’ala) en zijn engelen sturen zegeningen  naar de profeet (salallahu alayhi wa salam). O gelovigen! Stuur zegeningen naar hem en  saluteer  hem op gepaste wijze.

We zijn in de maand Rabiyul-Awwal, dus de zikr gaat door over onze geliefde profeet Mohammad (salallahu alayhi wa salam), voor de roem der werelden wordt zoveel gezongen over zovele tongen.

Allah verklaart [soerah 3:81]:

En (denk er aan) toen Allah het verbond van de profeten maakte en zei: “wat ik jullie ook geef van een boek en wijsheid en dan komt er een boodschapper naar jullie toe die bevestigt wat er met jullie is; jullie zullen in hem geloven en zullen hem steunen.” Hij [Allah] zei: “hebben jullie dat bevestigd en en daarop de eed aan mij erkend en op jullie genomen?” ze zeiden: “we hebben het bevestigd.” Hij [Allah] zei: ‘getuig dan, en ik ben met jullie onder de getuigen.’

Mohammad  (salallahu alayhi wa salam) is het bewijs van Allah (subhanahu wa ta’ala) op aarde. In Arabisch zijn er meerdere woorden voor bewijs, zoals “Daliel” – “Suboet” – “Burhan”.

Daliel is het woord voor bewijs; het betekent “iets dat aanwijst of verwijst naar de waarheid.

Suboet is een bevestiging van de waarheid!

Burhan betekent overweldigend bewijs van de waarheid!

Allah (subhanahu wa ta’ala) heeft gekozen voor de term Burhan!

Onze meester ibn ‘Abbas (radi allahu anhu) zegt dat de heilige profeet (salallahu alayhi wa salam) werd bedoeld als Burhan vanwege zijn gezegende persoonlijkheid, zijn edele morale karakter, zijn wonderen en het zijnde de werkelijke ontvanger van de openbaring  van het woord van Allah (subhanahu wa ta’ala). Al deze zijn duidelijke bewijzen van zijn profeetschap waarboven er geen behoefte meer overblijft aan een ander bewijsstuk. Dus is zijn persoon is, op zich, het bewijs.


Allah (subhanahu wa ta’ala) zegt in surah al-Nisaa, vers 174:

O mensen! Er is tot jullie gekomen een duidelijk bewijs van jullie heer, en wij hebben tot jullie nedergezonden een helder licht. (Qur’an 4: 174).

Hierin maakt Allah (subhanahu wa ta’ala) het duidelijk dat de h. Profeet (salallahu alayhi wa salam) het krachtig bewijs is van Allah (subhanahu wa ta’ala) op aarde  en dat de Qur’an een duidelijk licht is door Allah (subhanahu wa ta’ala) neergezonden. [tafsir ruhul-ma’aani].

In soerah al-Maidah, vers 15, lezen we het volgende:

Er is tot jullie gekomen, van Allah (subhanahu wa ta’ala),

Een licht en een duidelijk boek.

Hierin maakt Allah (subhanahu wa ta’ala) het duidelijk dat de heilige Profeet (salallahu alayhi wa salam) een licht is en de Qur’an een duidelijk boek. Het is dus ook duidelijk dat het “licht” vermeld in surah Nisaa duidt op de heilige Qur’an en het licht vermeld hier in surah al-Maidah duidt op de heilige Profeet (salallahu alayhi wa salam).

De titel “Nabiyun Ummiy” is een groot  en duidelijk bewijs dat hij (salallahu alayhi wa salam) alleen door Allah (subhanahu wa ta’ala) geïnspireerd kan zijn om zo’n boek als de Qur’an te presenteren, wat kennis bevat dat uitvouwt door de eeuwen heen tot aan het einde der tijden waar er meer kennis aan het licht komt. – dus de koran is zijn bewijs van Allah (subhanahu wa ta’ala).

Allah (subhanahu wa ta’ala) zegt in soerah al-Ankaboet, vers 48:

En u (o profeet) reciteerde/las hiervoor (voor deze openbaring) geen boek, noch schreef u er een met uw rechterhand; in dat geval zouden de “Mubtiloen” een rede hebben tot twijfel. (29: 48).

De “Mubtiloen” zijn degenen die proberen fouten te vinden om jouw bewering van “waarheid” teniet te doen. Hij maakt het “Baatil” (=vals, tegenstelling van de waarheid!). Dus zijn ongeletterdheid (salallahu alayhi wa salam) is juist zijn bewijs van zijn waarachtigheid. – want de Qur’an geeft niet alleen kennis van wat er in de vroegere geschriften staat/stond, maar corrigeert ze ook nog {de Qur’an is “muhaymin alaihi”/beoordelaar daarover}; en bovendien vermeldt de Qur’an kennis van zaken die in de tijd van de openbaring helemaal niet bekend waren in de wereld van toen,

->zoals het feit dat alles in de schepping gepaard is, in de biologische, plantaardige en minerale schepping;

[surah Yasien 36: 36]

Verheven is hij die alle paren schiep – van wat uit de aarde groeit en van wat uit hun (de mensen) komt en vanuit dat wat zij niet weten.

-> zoals het feit dat de aarde een ronde ovaal of eivormige vorm heeft en omwentelingen maakt om haar eigen as en om de zon heen zwemt in een baan;

-> zoals het feit dat de zon niet statisch is, maar voort gaat op haar eigen baan naar een vaste bestemming….

[surah Yasien 36: 38]

En de zon gaat voort [op koers] naar haar stop plaats/bestemming. Dat is de kordaatheid van de Almachtige, de Alwetende.

-> zoals het feit dat de planeten een damkring hebben en draaien om hun assen en om de zon heen zwemmen in een baan;

[surah Yasien 36: 40]

Het is de zon niet toegestaan de maan te bereiken, noch haalt de nacht de dag in, maar elk zwemt in een baan.

Discipelen zoals Abu Hurairah (radi allahu anhu), Anas bin Malik (radi allahu anhu), Mu’az bin Djabal (radi allahu anhu) e.a. hebben doorgegeven dat de heilige profeet (salallahu alayhi wa salam) dagelijks aan hen les gaf; ze hebben doorgegeven dat soms de profeet (salallahu alayhi wa salam) vanaf na Fadjr tot Zohr en dan tot Asr of Maghrib toespraken gaf waarin hij oceanen van kennis aan hen openbaarde, in de ene geval, kennis van de natuurlijke wereld, en in het ander geval, kennis van de latere dagen tot in de kleinste details; en ze zeggen: wie herinnerde, herinnerde en wie vergat, vergat. ….

Liefde en respect voor de heilige profeet is ons opgedragen en wij kunnen niet en mogen niet tolereren dat men hem zou beledigen. [gedenk soerah al-Hudjuraat]. Daarom verwerpen wij ten strengste de beledigende uitlatingen van de Franse president en anderen aan het adres van de heilige Profeet (salallahu alayhi wa salam).

Ten laatste, soerah 24: 63:

Behandelt de uitnodiging [oproep] van de boodschapper onder jullie niet gelijk de uitnodiging [oproep] van jullie onder elkaar. Allah kent degenen onder jullie die wegsluipen en zich verbergen. Laat daarom degenen die tegen zijn gebod ingaan, zich in acht nemen [oppassen] opdat hen geen rampspoed overkomen of een pijnlijke straf hen achterhaalt.