Voorbereiding voor Ramadan, Nisf Sha’Baan:
Alle lof zij Allah (subhanahu wa ta’ala), de heer der werelden; wij prijzen hem en smeken zijn hulp en vergiffenis; wij geloven in hem en stellen geheel onze vertrouwen op hem; wij smeken Allah’s bescherming (subhanahu wa ta’ala) tegen het kwaad in ons zelf en de kwade gevolgen van onze daden. Wie Allah (subhanahu wa ta’ala) recht leidt kan door niemand misleid worden en wie hij laat om te dwalen kan door niemand geleid worden.
Ik getuig dat er geen ander god is behalve Allah (subhanahu wa ta’ala); Hij is enig zonder genoten; er is geen gelijk aan Hem; geen gelijkenis van Hem; geen zoon heeft Hij en er is niets dat op Hem lijkt. En ik getuig dat onze leider, onze profeet, Muhammad Mustafa (salallahu alayhi wa salam) de knecht is van Allah (subhanahu wa ta’ala) en zijn ware boodschapper. Hij was gezonden naar de gehele mensheid (in het bijzonder) en naar de gehele schepping (in het algemeen), als aankondiger van een blijde boodschap en als waarschuwer alvoor de dag des oordeels.
Wie gehoorzaam is aan de boodschapper van Allah (salallahu alayhi wa salam), is reeds gehoorzaam aan Allah (subhanahu wa ta’ala), en wie opstandig en ongehoorzaam is aan Allah (subhanahu wa ta’ala) en zijn boodschapper doet niemand kwaad dan zichzelve, en kan Allah (subhanahu wa ta’ala) niet eens in het geringste kwaad doen.
Moge de vrede, zegeningen en salutaties van Allah (subhanahu wa ta’ala) met hem zijn. En met zijn vrome en pure nakomelingen en zijn schitterende metgezellen. En allen die in hun voetsporen volgen in al het goede tot op de laatste dag; en veel meer salutaties hierna. (ammaa ba’d):
O dienaren van Allah (subhanahu wa ta’ala)! Vreest Allah (subhanahu wa ta’ala) en wees voorzichtig met uw plicht jegens Allah (subhanahu wa ta’ala). Ik adviseer jullie en mezelf om godvrezend te zijn jegens Allah (subhanahu wa ta’ala), de heer van macht en majesteit; want voorwaar! Allah (subhanahu wa ta’ala) heeft bepaalde zaken opgelegd, doe ze dan; en hij heeft bepaalde zaken verboden, laat ze dan. En Allah (subhanahu wa ta’ala) de allerhoogste heeft gesproken in zijn glorieuze woord, de nobele Qur’an, in surah al-Baqarah, vers 142-144:
Allah (subhanahu wa ta’ala) zegt over de wijziging van de qiblah:
(142) de dwazen onder de mensen zullen zeggen: wat heeft hen van hun qiblah afgewend, welke zij vroeger hadden aangenomen? Zegt hun; aan Allah (subhanahu wa ta’ala) behoort het oosten en het westen; hij leidt wie hij wil op de rechte pad.
(143) en zo hebben wij jullie gemaakt als een evenwichtig volk, opdat jullie getuigen zouden zijn tussen de mensen; en opdat de boodschapper een getuige voor jullie moge zijn. En wij hebben de qiblah veranderd, alleen om te weten [zien] wie de profeet zou volgen en wie hem de rug zou keren. En het was een bezwaarlijk ding, behalve voor hen die Allah (subhanahu wa ta’ala) had geleid. En Allah (subhanahu wa ta’ala) zou jullie geloof [daden] niet te niet doen gaan. Voorwaar! Allah is genadig en barmhartig jegens de mensen.
(144) wij hebben het keren van jouw gezicht naar de hemel gezien; dus zullen wij je keren tot een qiblah die je zult behagen. Keert dus jou gezicht naar de richting van de heilige moskee; een waar jij je ook bevindt, keert je gezicht daarheen. En zij die de schrift gegeven zijn, weten het wel, dat dit de waarheid is van hun heer, en Allah (subhanahu wa ta’ala) is niet onachtzaam van wat zij doen.
Geachte broeders en zusters!
Sha’baan is de maand van voorbereiding voor de Ramadan. Er zijn vier zaken verbonden met deze maand.
1-* Laylatul-Bara’at [surah 44, vers: 001]
De nacht van de lotsbeschikking.
2-* splitsing van de maan [surah 54, vers: 001]
Een wonder wat tot heden zichtbaar is op de maan.
3-* verandering van de qiblah [surah 02, vers: 144]
Het stabiliseren van de eigen identiteit van de ummah.
4-* vers over de salawaat [surah 33, vers: 056]
Het stabiliseren van de hoogste rang van de heilige profeet (saws)
Laylatul-Bara’at (de nacht van de lotsbeschikking) in surah Dukan (44) vers 1 tot 6:
(1). Ha mim.
(2). (ik zweer) bij het duidelijke boek;
(3). Wij zonden het neer in een gezegende nacht; wij zijn altijd waarschuwend geweest.
(4). Daarin wordt elke wijze zaak onderscheden.
(5). Een bevel van ons-zelve; wij hebben altijd (openbaringen) neder gezonden,
(6). Als een barmhartigheid van uw heer; voorwaar! Hij is de alhorende, de alwetende.
Het is een nacht om vergeving van Allah (subhanahu wa ta’ala) te vragen en du’a (smeekbeden) te doen. Een nacht waarop de almachtige heer zijn barmhartigheid en vrijgevigheid over de wereld stort!
Vanwege het bezwaar van sommigen, die speciale gebeden op midden-Sha’baan afkeuren als een innovatie en dus verboden, hebben sommige geleerde shuyookh een speciaal boek uitgebracht om aan te tonen dat de ahadith over Laylatul-Bara’at niet allemaal “dha’ief” (=zwak) of “maudoe’” (=gefabriceerd) zijn. Er zijn ook “sahih” (=authentieke) ahadith verzameld erin.
De bloem der hemelen in de toelaatbaarheid van het vieren van de nacht van het midden van Shaaban. Er zijn genoeg sahih ahadith verzameld in dit boek om aan te tonen dat de heilige profeet (saws) nafil gebeden heeft verricht in deze nacht en het heeft geëerd, waardoor het traditie (sunnah) wordt om dezelfde te doen! Dus door deze nacht te eren.
Al-Tabarani rapporteert van Mu’az bin Djabal, die zei: “de boodschapper van Allah (saws) zei:
Allah (subhanahu wa ta’ala) aanschouwt zijn dienaren op de nacht van midden-Sha’ban; en Hij vergeeft zijn hele schepping [d.w.z. De gelovigen], behalve (1) de “mushrik” (poletheist) en (2) de “mushahin”; dat is iemand die de mensen kwaad aandoet door hun bezittingen te stelen of hen te slaan en andere vormen van “zulm” (onrecht).
Het is doorgegeven door al-Bayhaqi, in een lange hadieth, van ummul-mu’miniena A’isha (radi allahu anha). Ze zei, dat de profeet van Allah (saws) heeft gezegd:
Gabriel kwam tot mij en zei: “deze nacht is de nacht van midden-shaaban, en Allah (subhanahu wa ta’ala) heeft lieden die hij bevrijd heeft van het vuur gelijik het aantal haren op de schapen van de Bani Kalb*. Daarin kijkt Allah (subhanahu wa ta’ala) niet naar een polytheist, en niet naar iemand die de mensen benadeelt, en niet naar iemand die bloed-relaties verbreekt, en niet naar iemand die zijn ouders slecht behandelt, en niet naar iemand die alcohol inneemt.
(*) Bani Kalb was een stam die bekend stond vanwege de grootste aantal schapen die ze bezaten.
Een hadith overgeleverd door ibn Madjah en zijn bewoording is: als het de nacht is van midden-Sha’ban, sta dan op voor gebeden in haar nacht en vast in haar dag; want voorwaar! Allah (subhanahu wa ta’ala) daalt neer daarin vanaf de zonsondergang naar de aardse hemel, en Hij zegt:
Is er iemand die vergeving zoekt, zodat ik hem zal vergeven? Is er iemand die voorziening zoekt, zodat ik hem zal voorzien? Is er iemand die gekweld wordt, zodat ik hem zal bevrijden? Is er iemand, is er iemand, totdat de dageraad opkomt.
“laylatul-mubarakah” gezegende nacht’, in vers 2, volgens de meerderheid van de commentatoren, verwijst naar ‘Laylatul Qadr’ of de ‘nacht van kracht’ die plaatsvindt in de laatste tien nachten van de maand Ramadan. Tijdens deze nacht zendt Allah (subhanahu wa ta’ala) talloze zegeningen neer voor Zijn dienaren. Het is expliciet genoemd in surah al-Qadr:
(97:1) “Voorwaar, Wij zonden het (de Qur’an) neer in de nacht van qadr.”
Dit geeft duidelijk aan dat de zinsnede “laylah mubarakah” (gezegende nacht) in het vers van surah Dukhan en verwijst naar de ‘nacht van qadr (kracht). Het is overgeleverd in een traditie van de profeet (saws) dat alle profeten (alayhi salaam) sinds het begin van de mensheid tot het einde, hun boeken ontvingen in de maand ramadan op verschillende data. Sayyiduna qatadah (radi allahu anhu) rapporteert op gezag van sayyiduna Wathilah (radi allahu anhu) dat de boodschapper van Allah (saws) zei dat de profeet Ibrahim (alayhi salaam) zijn geschriften (suhuf) ontving op de 1e Ramadan, de Thora werd geopenbaard op de 6e Ramadan, de Zaboor werd geopenbaard op de 12e ramadan, de Indjiel werd geopenbaard op de 18e ramadan en de heilige Qur’an werd geopenbaard in de nacht van de 24e of op de 25e Ramadan (tafsir-qurtubi).
De verklaring dat de Qur’an werd geopenbaard in de nacht van kracht (qadr) betekent dat het in zijn geheel werd geopenbaard vanaf de bewaarde tafel (lauhul-mahfuz) tot het laagste firmament in één nacht van de maand Ramadan. Maar het werd geleidelijk aan de profeet (saws) geopenbaard over een periode van 23 jaar.
Sommige andere geleerden van tafsir, zoals ‘ikrimah, interpreteren de uitdrukking ‘laylah mubarakah’ (gezegende nacht) als verwijzend naar ‘Laylatul-Bara’ah’ (de nacht van immuniteit), dat wil zeggen, de 15e nacht van Sha’baan. Maar om te zeggen dat de Qur’an tijdens deze nacht werd geopenbaard, druist in tegen de duidelijke teksten van de Qur’an: we lezen:
“de maand Ramadan is de maand waarin de Qur’an werd geopenbaard (2:185)” en “wij hebben het (de Qur’an) gezonden in de nacht van qadr (97:l)”.
In de aanwezigheid van zulke duidelijke teksten kan het niet worden aanvaard, zonder enig sterk bewijs, dat de Qur’an werd geopenbaard in de nacht van immuniteit.
En Allah (subhanahu wa ta’ala) weet het beter!