De komst van de heilige profeet (salallahu alayhi wa salam) naar de mensheid:
Alle lof zij Allah (subhanahu wa ta’ala), de heer der werelden; wij prijzen hem en smeken zijn hulp en vergiffenis; wij geloven in hem en stellen geheel onze vertrouwen op hem; wij smeken Allah’s bescherming (subhanahu wa ta’ala) tegen het kwaad in onszelf en de kwade gevolgen van onze daden. Wie Allah (subhanahu wa ta’ala) recht leidt kan door niemand misleid worden en wie hij laat om te dwalen kan door niemand geleid worden.
Ik getuig dat er geen andere god is, behalve Allah (subhanahu wa ta’ala); hij is enig zonder genoten; er is geen gelijk aan hem; geen gelijkenis van hem; geen zoon heeft hij en er is niets dat op hem lijkt. En ik getuig dat onze leider, onze profeet, Muhammad (salallahu alayhi wa salam) de knecht is van Allah (subhanahu wa ta’ala) en zijn ware boodschapper (salallahu alayhi wa salam). Hij was gezonden naar de gehele mensheid–in het bijzonder, en naar de gehele schepping – in het algemeen – als aankondiger van een blijde boodschap; en als waarschuwer alvoor de dag des oordeels.
Wie gehoorzaam is aan de boodschapper van Allah (salallahu alayhi wa salam), is reeds gehoorzaam aan Allah (subhanahu wa ta’ala), en wie opstandig en ongehoorzaam is aan Allah (subhanahu wa ta’ala) en zijn boodschapper (salallahu alayhi wa salam) doet niemand kwaad dan zich-zelve; en kan Allah (subhanahu wa ta’ala) niet eens in het geringste kwaad doen. Moge de vrede, de zegeningen en salutaties van Allah (subhanahu wa ta’ala) met hem zijn; zijn vrome en pure nakomelingen en zijn schitterende metgezellen, en allen die in hun voetsporen volgen in al het goede tot op de laatste dag; en veel meer salutaties hierna. (ammaa ba’d):
O dienaren van Allah (subhanahu wa ta’ala)! Vreest Allah (subhanahu wa ta’ala) en wees voorzichtig met uw plicht jegens Allah (subhanahu wa ta’ala). Ik adviseer jullie en mezelf om godvrezend te zijn jegens Allah (subhanahu wa ta’ala) – de heer van macht en majesteit; want voorwaar! Allah (subhanahu wa ta’ala) heeft bepaalde zaken opgelegd, doe ze dan; en hij heeft bepaalde zaken verboden, laat ze dan.
Ik zoek Allah’s bescherming (subhanahu wa ta’ala) tegen de vervloekte satan.
In naam van Allah (subhanahu wa ta’ala), de barmhartige, de genadevolle.
En Allah (subhanahu wa ta’ala) de allerhoogste heeft gesproken in zijn glorieuze woord, de nobele Qur’an:
Surah Imran (03) vers 31/32:
[3.31] zeg: “indien jullie Allah (subhanahu wa ta’ala) lief hebben, volgt mij, Allah (subhanahu wa ta’ala) zal jullie liefhebben en jullie zonden vergeven. Allah (subhanahu wa ta’ala) is vergevensgezind, genadig.” [3.32] zeg: “gehoorzaamt Allah (subhanahu wa ta’ala) en de boodschapper” (salallahu alayhi wa salam), maar als zij zich afwenden, dan heeft Allah (subhanahu wa ta’ala) de ongelovigen niet lief.
De heilige profeet (salallahu alayhi wa salam) zei:
“Geen van jullie is een gelovige totdat ik (salallahu alayhi wa salam) meer geliefd ben bij hem/ haar dan zijn /haar zoon en zijn vader en de mensen altezamen.”
En in andere variaties van de hadieth lezen we verder:
We zien voorbeelden van de liefde van de sahaba voor de profeet (salallahu alayhi wa salam). Hazrat Omar (radi allahu anhu) was een man van gerechtigheid, zelfs in de tijd van Djahiiyyah. Hij hield niet van onrecht. Hij was zo eerlijk dat hij de profeet (salallahu alayhi wa salam) vertelde over de staat van zijn liefde, dat hij hem (salallahu alayhi wa salam) lief had meer dan alles behalve zichzelf. De profeet (salallahu alayhi wa salam) gaf hem tijd om na te denken. En toen hij een volgende dag bekende dat hij de profeet (salallahu alayhi wa salam) meer lief dan zichzelf zei de profeet (salallahu alayhi wa salam): “al-aana tamma iemaanuka yaa omar (nu pas is je geloof voltooid o Omar)”!
De profeet (salallahu alayhi wa salam) doodde niemand met zijn zwaard op het slachtveld, maar gebruikte zijn zwaard alleen ter verdediging, want hij was “rahmatun lil-aalemien”.
De discipelen vormden een “cordon” (=een beschermende menselijke muur) om hem heen gedurende de “ghazawaat” (oorlogen waarin de profeet actief deelnam en dus aanwezig was). Ze zetten zich letterlijk tussen de profeet (salallahu alayhi wa salam) en alle aanvallen van zwaarden die kapten, speren en stenen die gegooid werden, pijlen die geschoten werden uit gespannen bogen en zij stierven voor hem in de liefde voor hem (salallahu alayhi wa salam) en Allah (subhanahu wa ta’ala). Hij was hun link met Allah (subhanahu wa ta’ala) en dus de ontvanger van het woord van Allah (subhanahu wa ta’ala).
De rang van de sahaba staat boven de rest van de gelovigen net als de profeten boven de mensheid staan. Ze hadden het geluk geboren te zijn in de tijd van de profeet en hem te accepteren en te volgen als trouwe volgelingen (radiallahu anhum adhma’ien).
We moeten hem lief hebben met alles wat we hebben en een van de manieren om dat te tonen is om de salawaat veelvuldig te lezen, want Allah (subhanahu wa ta’ala) zegt:
Voorwaar! Allah (subhanahu wa ta‘ala) en zijn engelen sturen zegeningen aan de profeet. O gelovigen, sturen jullie ook zegeningen aan hem en saluteer hem (salallahu alayhi wa salam) op gepaste wijze.