Het belang van da’wah en iqamatud deen (islamitische levenswijze):
Alle lof zij Allah (subhanahu wa ta’ala), de heer der werelden; wij prijzen hem en smeken zijn hulp en vergiffenis; wij geloven in hem en stellen geheel onze vertrouwen op hem; wij smeken Allah’s (subhanahu wa ta’ala) bescherming tegen het kwaad in onszelf en de kwade gevolgen van onze daden. Wie Allah (subhanahu wa ta’ala) recht leidt kan door niemand misleid worden en wie hij laat om te dwalen kan door niemand geleid worden.
Ik getuig dat er geen ander god is behalve Allah (subhanahu wa ta’ala); hij is enig zonder genoten; er is geen gelijk aan hem; geen gelijkenis van hem; geen zoon heeft hij en er is niets dat op hem lijkt. En ik getuig dat onze leider, onze profeet, Muhammad (salallahu alayhi wa salam) de knecht is van Allah (subhanahu wa ta’ala) en zijn ware boodschapper. Hij was gezonden naar de gehele mensheid–in het bijzonder, en naar de gehele schepping–in het algemeen –als aankondiger van een blijde boodschap; en als waarschuwer alvoor de dag des oordeels.
Wie gehoorzaam is aan de boodschapper van Allah (salallahu alayhi wa salam), is reeds gehoorzaam aan Allah (subhanahu wa ta’ala), en wie opstandig en ongehoorzaam is aan Allah (subhanahu wa ta’ala) en zijn boodschapper doet niemand kwaad dan zich-zelve; en kan Allah (subhanahu wa ta’ala) niet eens in het geringste kwaad doen. Moge de vrede, de zegeningen en salutaties van Allah (subhanahu wa ta’ala) met hem zijn; zijn vrome en pure nakomelingen en zijn schitterende metgezellen, en allen die in hun voetsporen volgen in al het goede tot op de laatste dag; en veel meer salutaties hierna. (ammaa ba’d):
O dienaren van Allah (subhanahu wa ta’ala)! Vreest Allah (subhanahu wa ta’ala) en wees voorzichtig met uw plicht jegens Allah (subhanahu wa ta’ala). Ik adviseer jullie en mezelf om godvrezend te zijn jegens Allah (subhanahu wa ta’ala), de heer van macht en majesteit; want voorwaar! Allah (subhanahu wa ta’ala) heeft bepaalde zaken opgelegd, doe ze dan; en hij heeft bepaalde zaken verboden, laat ze dan. En Allah (subhanahu wa ta’ala) de allerhoogste heeft gesproken in zijn glorieuze woord, de nobele Qur’an:
Ik zoek Allah’s (subhanahu wa ta’ala) bescherming tegen de vervloekte satan
In naam van Allah (subhanahu wa ta’ala), de barmhartige, de genadevolle
Surah Isra (17) vers 18
Wie de vergankelijke dingen (van dit leven) wenst, geven we ze zulke dingen daarin wat we willen, aan wie we willen: daarna hebben we de hel voor hen gemaakt: ze zullen daarin branden, te schande gemaakt en verworpen.
Het belang van da’wah en iqamatud deen:
Surah isra (17) vers 19
En wie verlangt naar het hiernamaals, en daar voor streeft met gepaste inspanning en gelovig is, zij zijn degenen wiens streven aanvaardbaar is (voor Allah (subhanahu wa ta’ala)).
Surah isra (17) vers 20
Aan allen schenken wij vrijelijk van de milddadig heden van uw heer, zowel aan deze als aan die: de milddadigheden van uw heer niet beperkt.
Surah isra (17) vers 21
Zie hoe we aan sommigen meer hebben geschonken dan aan anderen; maar voorwaar, het hiernamaals is meer in gradatie en meer in uitmuntendheid.
Surah hajj (22) vers 41: iqaamat-ud-deen
Degenen die, als wij hen in het land vestigen, het gebed tot stand brengen en de zakaat geven, het goede opdragen en het kwade verbieden; en bij Allah (subhanahu wa ta’ala) rust het einde (beslissing) van alle zaken.
Surah nur (24) vers 55: iqaamat-ud-deen
Dit is een belofte van Allah (subhanahu wa ta’ala) aan zijn boodschapper dat Hij – Allah (subhanahu wa ta’ala) – ervoor zou zorgen dat zijn Ummat opvolgers op aarde zouden worden, dat wil zeggen dat zij de leiders en heersers van de mensheid zouden worden, door wie hij de wereld zou hervormen en aan wie de mensen zich zouden onderwerpen, zodat zij in ruil daarvoor een veilige zekerheid zouden hebben na hun angst. Dit is wat Allah (subhanahu wa ta’ala) inderdaad zou doen, moge hij verheerlijkt en verhoogd worden, en voor hem zij alle lof.
Want Hij liet zijn boodschapper niet sterven voordat Hij hem de overwinning had gegeven over Makkah, Khaybar, Bahrayn, het hele Arabische schiereiland en Jemen; en hij nam de jizyah van de Zoroastriërs en Christenen en van enkele van de grensgebieden van Syrië; en hij wisselde geschenken uit met Heraclius, de heerser van Byzantium, met Muqawqis de heerser van Egypte en Alexandrië, de koningen van Oman en an-Najashi koning van Abessinië, die koning waren geworden na Ashamah, moge Allah (subhanahu wa ta’ala) hem genadig zijn en hem eer verlenen.
Toen de boodschapper (salallahu alayhi wa salam) stierf, nam zijn opvolger (Khalifah) Abu Bakr as-Siddiq (radi allahu anhu) de teugels van de macht over en verenigde de Ummah, waardoor de desintegratie werd voorkomen. Hij nam de controle van het hele Arabische schiereiland over en hij stuurde de islamitische legers naar Perzië, onder leiding van Khalid bin Walid, (radi allahu anhu), die een deel ervan veroverde en enkele van de mensen doodde. Hij stuurde een ander leger onder leiding van Abu ‘Ubaydah, (radi allahu anhu), en de andere commandanten die na hem kwamen gingen naar Syrië. Hij stuurde een derde leger onder leiding van ‘Amr bin ‘Aas (radi allahu anhu) naar Egypte. Allah (subhanahu wa ta’ala) stelde het leger dat naar Syrië werd gestuurd in staat om Busra en Damascus en hun provincies het land van Hawran en omgeving te veroveren.
Toen koos Allah (subhanahu wa ta’ala) voor Aboe Bakr (radi allahu anhu) om hem te eren en hij stierf en ging terug naar Allah (subhanahu wa ta’ala). De moslims waren gezegend dat Aboe Bakr as-Siddiq (radi allahu anhu) geïnspireerd was om ‘Umar ibn al-Khattab, al-Faruq (radi allahu anhu) als zijn opvolger te benoemen, dus nam hij de teugels van de macht van hem over en deed perfect werk. Na de profeten heeft de wereld nooit iemand als ‘Umar (radi allahu anhu) gezien in voortreffelijkheid van gedrag en volmaakte rechtvaardigheid. In zijn tijd werd de rest van Syrië en Egypte, en het grootste deel van Perzië, veroverd. Kisra werd verslagen en volkomen vernederd, en hij trok zich terug tot het verste punt van zijn koninkrijk. De machtige caesar werd omlaag gebracht, zijn heerschappij over Syrië werd omvergeworpen en hij trok zich terug in Constantinopel. Hun rijkdommen werd uitgegeven omwille van Allah (subhanahu wa ta’ala), zoals de boodschapper van Allah saws had voorspeld en beloofd. Moge Allah’s (subhanahu wa ta’ala) volmaakte vrede en zuiverste zegeningen over hem zijn. Tijdens de regering van ‘Uthman’ (radi allahu anhu) verspreidden de islamitische gebieden zich naar de verste uithoeken van de aarde, oost en west. De landen van het westen werden veroverd tot aan Cyprus en Andalusië (Spanje), Kairouan en Sebta dat grenst aan de Atlantische oceaan. Naar het oosten toe strekten de veroveringen zich uit tot in China. Kisra werd gedood, zijn koninkrijk werd volledig verwoest en de steden Irak, Khurasan en al-Ahwaz werden veroverd. De moslims doodden een groot aantal turken en Allah (subhanahu wa ta’ala) vernederde hun grote koning Khaqan. Belastingen werden genomen uit het oosten en het westen en gebracht naar de commandant van de trouwe ‘Uthman bin ‘Affan (radi allahu anhu). Dit was een zegen die werd gebracht door zijn recitatie en studie van de koran, en zijn vereniging van de Ummah om het te behouden en te beschermen.
In de Sahih werd opgetekend dat de boodschapper van Allah (subhanahu wa ta’ala) zei:
(Allah (subhanahu wa ta’ala) strekte de aarde voor mij uit, en ik zag het oosten en het westen daarvan. De heerschappij van mijn Ummah zal overal reiken waar ik ervan werd getoond.)
En nu genieten we van wat Allah (subhanahu wa ta’ala) en zijn boodschapper (salallahu alayhi wa salam) ons beloofden, want Allah (subhanahu wa ta’ala) en zijn boodschapper (salallahu alayhi wa salam) spraken de waarheid. We vragen Allah (subhanahu wa ta’ala) om ons geloof in hem en zijn boodschapper (salallahu alayhi wa salam) te geven en ons te helpen hem te danken op een manier die ons zijn welbehagen zal verdienen. Amien.
Allah (subhanahu wa ta’ala) zegt:
Allah heeft beloofd aan hen onder jullie die geloven en goede daden doen, dat hij hen zeker erfenis in het land zal verlenen, zoals hij het aan degenen voor hen had gegeven; dat hij hun deen – die hij voor hen heeft uitgekozen – in gezag zal vestigen; en dat hij (hun staat), na de angst waarin zij (leefden), zal veranderen in een (staat) van veiligheid en vrede: ‘zij zullen mij (alleen) aanbidden en geen genoten naast mij nemen. En wie daarna ondankbaar is, dan zijn diegenen opstandige goddelozen.
Het zal weer gebeuren alvoor het einde der wereld. …. In shaa Allah!